In de 18e eeuw komt in Engeland de klasse van de jonge elegance tot Dandyontwikkeling. Velen zien Charles II als de trendsetter en als de eerste Dandy. De 'grand tour' door Europa voert de Engelse Dandy ook naar Italië en Frankrijk. In Londen verenigen zij zich in de 'macaroni club' en brengen zuidelijke elegance in hun somber land. Van 1770-1790 dragen de Dandys van de macaroniclub witte dassen, die tot strik geknoopt worden.
George Bryan Brummel werd begin 19e eeuw de ongetroonde dandy-koning. Brummel neemt afstand van extreme mode en verkondigt het nog heden geldende principe: 'het kenmerk dat men zich goed kleedt, is dat men niet opvalt'. Brummel adviseert Koning George IV: 'Het strikken van een witte das, zal het hoogtepunt van het dagelijkse leven moeten worden'.
In deze sfeer komt de 'Hoge Zije' in 1797 tot stand en komt vanuit Engeland via Frankrijk naar ons overgewaaid. Alhoewel men reeds in de 16e eeuw hoge hoeden droeg, werden deze pas in 1797 met zijden pluche bekleed.
De drager van de eerste hoge hoed zorgde in Engeland voor veel opschudding. Lees meer >>
In de Empire-periode (1800-1850) zijn de hoeden hoog en recht, 'kachelpijpen'.
De zwarte zijden hogehoed werd gemaakt van kaasdoek, linnen, molton en schellak. Met diverse modellen strijkijzers werd om een vijfdelige houten mal, de schellak in het linnen gebakken en overtrokken met een zwarte zijden pluche, welke meestal uit Frankrijk afkomstig was. Alleen de meesterknecht was het recht voorbehouden om de dure zijde te mogen knippen. De hoed werd afgewerkt met een 2½ à 3 cm breed bollint van laken welk veel later werd vervangen door een van zijden ribs. Ook de rand van de hoed kreeg een ribslint. In deze vroeg Victoriaanse tijd, dus vanaf plusminus 1830, waren de hoge hoeden erg hoog tot wel 20 cm.
De hoogte werd later in de Victoriaanse tijd van 1837 tot 1901 teruggebracht tot 16 à 17cm. Verder kreeg de hoge hoed zo rond 1890 een grotere 'kroon': hij leek getailleerd. Vanaf plusminus 1920 tot op heden is de hoge hoed zo'n 12 à 13 cm hoog.
Als teken van rouw werd door familie en vrienden om de hoeden een brede rouwband van laken aangebracht, met meestal zijdelings een vertikale rij miniskuul kleine zijden knoopjes. Hoe breder de rouwband, hoe belangrijker de begrafenis.
De Aanzegger had aan zijn hoed een zwarte rouwsluier, een zogenaamde lamfer, hangen. 50 jaar eerder had de aanzegger nog een driekantsteek met lamfer.
De zwarte vilten hogehoed is vanaf plusminus 1900 in gebruik voor uitvaarten. Thans wordt dof wolvilt gebruik door de Dragers en melosine door de Uitvaartleiders. Melosine wordt gemaakt van hazenhaar-vilt en is sedert de jaren zestig de vervanger voor de klassieke zijden hogehoed. Een hoogte van 12 à 13 cm is hierbij gebruikelijk.
De zwarte rouwsteek doet natuurlijk denken aan Napoleon. De steek werd o.a. met zwarte struisveer verwerkt en in vroeger jaren gedragen door de Aanzegger en de Voorganger, terwijl de Koetsier 'op de bok' nu nog een dwarssteek draagt. Sedert de vroeg Victoriaanse tijd verlangde de Engelse etiquette een lange smalle das, welke op de bok van de koets gedragen moest worden. De tot op heden bekende das ontstaat midden 19e eeuw en werd naar de viergespannen koets: 'Four-in-hand' genoemd.
De grijze hogehoed voor trouwpartijen sedert 1960 is eigenlijk afkomstig uit Ascot voor de paardenwedrennen met een hoogte van 12-14 cm en gemaakt van wolvilt. Hoge hoeden van vilt worden nog steeds gemaakt.
De zwarte rijhoed voor dames ofwel Amazonehoed voor de ruitersport, hoogte van 8-10 cm en sedert 1970 ook gemaakt van melosine-vilt.
De chapeau claque bespannen met zwarte zijden satijn en in het binnenwerk van de hoed zit het mechanisme, waardoor de hoed ingeklapt kan worden. De clacks werden in vroegere tijden gebruikt door de opera-gangers en brachten ook besparing van garderoberuimte.